Time to move on….

Uitgelicht

De laatste week nu. Nog even hard werken……

We hadden de laatste maand logees. Zoon Stefan met vriend Erik-Jan onder andere, die toch een heel ander idee hebben van wat bij een VS-bezoek hoort dan wij: een basketball wedstrijd in Madison Square Garden, het Hardrock Café op Times Square,

en een echte Amerikaanse auto huren. Dat laatste had gewoon bij ons op de hoek gekund: een Ford, een Chevrolet, of een – hoe gek het ook klinkt: een fantastisch Amerikaans gestroomlijnde – Honda. Maar nee, de heren moesten en zouden een enorme pick-up mee. Willen jullie dan verhuizen? vroeg de verhuurder. ‘No, it’s just for fun!’

Ook vriendin Henny C. kwam een week. Ze bracht een flesje Oranjebitter en twee rood-wtit-blauwe vlaggen mee, zodat we toch – met het glas geheven en drie Hoeraatjes voor de koningin – nog Koninginnedag konden vieren. Het flesje bleef niet lang oranje.

Ze had maar een krap weekje, dat door haar en Nettie echter helemaal uitgebuit werd met vier intensieve dagen New York City, met wandelingen over de High Line, Brooklyn Bridge en veel musea. Er werden vele, vele plaatjes geschoten met de spiegel-reflex-camera. Ook  Albert Einstein, de beroemdste inwoner van Princeton, in brons vereeuwigd in het park, moest eraan geloven.

En dan kwam ook nicht Sonya nog een weekend vanuit Connecticut. Voor haar is de VS meer dan bekend; ze werd Amerikaans staatsburger om op Obama te kunnen stemmen. Maar ze was nieuwsgierig naar Princeton University en de neogothische campus. Per slot van rekening is dit één van de topuniversiteiten in de VS, samen met o.a. Harvard en Yale. Ze trof het, het was het weekend van de graduation en de commencement: de feestelijke buluitreiking aan de afgestudeerde graduates. (De week erop waren we in Washington en vielen pardoes in de plechtigheid van de George Washington University op de Mall, voor het Capitool, waar ik deze foto nam:)

Was deze universiteit iets voor haar dochter of haar vriendinnen op High School? Wel, dan werkt het universitaire systeem toch anders in de VS dan bij ons. Niet alleen betaal je voor Princeton een collegegeld van zo’n $ 40.000 per jaar (en tel daar nog zo’n $ 30.000 bij op aan bijkomende kosten), maar ook moet de aankomende student door een strenge selectie. Hoge cijfers is voor een elite-universiteit een voorwaarde, maar echt niet genoeg. Om aanvaard te worden als student moet je daarnaast iets bijzonders hebben of kunnen: een roman geschreven hebben, uitblinken in een sport, de Mount Everest beklommen hebben, een muziekinstrument beheersen.  Dan maak je een kansje. Je zegt dan ook, als je dat allemaal in huis hebt en je door de screening heen bent, niet dat je in Princeton gaat studeren, maar dat je er bent toegelaten. En ben je in 2012 begonnen met je studie, dan behoor je tot de class of 2016, het jaar dat je afstudeert. Studievertraging? Nooit van gehoord hier. Een bruisend studentenleven met veel kroegen en drankgelagen is er dan ook niet bij. Tot laat in de avond zie je studenten met hun Macbook bij Starbucks over de koffie zitten, blokkend voor hun volgende opdracht. Je moet dus niet alleen briljant zijn en veelzijdig, maar ook psychisch zo evenwichtig, dat je onder enorme druk kunt werken…. Wereldvreemde nerds ben ik hier niet tegengekomen.

Ze kunnen dus wel wat, die multi-getalenteerde studenten hier. We profiteerden er dat weekend weer goed van: de ene avond gaf het Symphonie Orkest een uitvoering, de dag erop de Big Band. En zondagmorgen zaten we als gebruikelijk in de University Chapel bij Dean Boden, met het sublieme studentenkoor. Klasse.  Allemaal conservatoriumstudenten? Nee, de meesten studeren iets heel anders, en doen de muziek er gewoon eventjes bij….

Het laatste weekend hebben we ruim de tijd genomen voor een bezoek aan  Washington. Over de Interstate Highway 95 South (je rijdt niet op plaatsnamen, maar op nummers in een richting), via een nachtje aan de Inner Harbor in Baltimore – de havenstad waar in de 19e eeuw ook vele duizenden immigranten uit Europa binnenkwamen), naar de hoofdstad. Gedomineerd door ambtenaren en diplomaten. Het vóelt ook zo: New York en Washington verhouden zich een beetje als Amsterdam en Den Haag.

We deden er wat iedere bezoeker er doet: op de foto voor het Witte Huis, om het George Washington monument, een giga-obelisk, heen, via het indrukwekkende Vietnam monument met de 56.000 namen van gesneuvelden, naar het Lincoln Memorial, van daaruit naar de begraafplaats van Arlington met de 320.000 witte graven van oorlogsveteranen en het graf (indrukwekkend om zijn eenvoud) van John F. Kennedy, van daaruit nog even om de hoek naar het Pentagon, iets verderop aan de Potomac rivier, en dan weer helemaal terug, via het hagelwitte Martin Luther King Jr. memorial naar de andere kant van de Mall, het Capitool, zetel van het congres en de senaat.

Een kleine 20 km al met al schat ik toch. Maar wij deden het als Hollanders natuurlijk wel op de fiets….

Al die herdenkingsmonumenten rondom het Witte Huis, waar je de macht bijna fysiek kunt voelen en ruiken, drukten ons weer met de neus op het bijzondere van de VS: een mondiale superpower  waarvan je als burger het normaal hoort te vinden dat je je leven er voor over hebt.  Amerikaans burgerschap, patriottisme en offer horen bij elkaar.

Bij het graf van Kennedy staat een beroemde zin uit zijn inaugurele rede:  “My fellow Americans, ask not what your country can do for you — ask what can you do for your country.”

En tegelijk een land dat enorm trots is op zijn geschiedenis en zijn waarden, en die levend houdt. De Onafhankelijkheidsverklaring en de Constitutie (‘all men are born equal…’) zijn er even heilig als de Bijbel. Bizar eigenlijk: als Europeaan ‘hebben’ we veel meer geschiedenis, maar geven er – ik spreek voor de Nederlanders – relatief weinig om. De VS daarentegen heeft amper drie eeuwen, maar koestert ze en giet ze zijn kinderen met de paplepel in.

Voor mij maakte het weekend Washington de cirkel rond. Begin januari begon ik hier, in de vrieskou en alleen, met een conferentie van ethici. (zie mijn eerste blog.) Ik weet nog hoe opgetogen ik me voelde toen ik er met mijn lichtbepakt rugzakje vanuit Union Station binnenliep, niet wetende wat mij de vijf maanden hier zou brengen. Nu waren we hier samen, Nettie en ik, om de kroon erop te zetten. Het is mooi geweest, heel mooi. It’s time to move on….

Met dank aan mijn collega’s op het CTI en zijn Director

Verjaardagscadeautje

Uitgelicht

Zelden zo’n verjaardag meegemaakt als dit jaar, afgelopen weekend. Ik werd getrakteerd op twee extremen in één twee dagen: de zaterdag op (andermaal) New York, de stad waar hét gebeurt,die plek hét heeft, trendsetter in de wereld, ‘if you can make it there, you can make it anywhere’. En de zondag naar Pennsylvania, naar de Amish, Mennonieten die nu nog net zo leven als een eeuw geleden.

Vroeg op om met de trein om tien uur op Penn Station, Manhattan, te zijn. Half elf hadden we onze fiets gehuurd bij City Bikes (vergeet die naam maar, waarom, dat wordt zo duidelijk) en vijf minuutjes later fietsten we tussen de joggers aan de Hudson River.

Lees verder

Happy Easter!

Uitgelicht

Rond Pasen, dus tijd voor een kleine vakantie. De auto gepakt voor het verkennen van de ruime, zeer ruime omgeving. De VS is groter dan New York, dus nu maar even de neus een andere kant op dan naar Manhattan.

We begonnen in Philadelphia, de stad gesticht door William Penn, en beroemd omdat daar de Onafhankelijkheidsverklaring in 1776 werd getekend. De eerste 13 staten verenigden zich er en scheidden zich af van de kolonisator Engeland.  Inmiddels een immense miljoenenstad, maar met een historisch centrum dat als een Nationaal Park wordt beheerd. En gekoesterd, mag je wel zeggen, want oh wat zijn die Amerikanen trots op hun land en hun geschiedenis. Drommen schoolklassen uit het hele land waren er ‘op bedevaart’  naar de geboortestal van de natie:  de Independence Hall.

Independence Hall

Een soort Orvelte, maar dan van de United States. Maar wat een verschil met onze beleving van de nationale geschiedenis: voor de Amerikanen is zij doortrokken van waarden waar ze heilig in geloven: vrijheid, democratie. 1776, Independence, en 1787, de Constitutie, dat is niet iets van toen, dat is nog steeds: nu.  Ik kreeg het gevoel van vroeger: zoals wij op de lagere school het geloof in God, Nederland en Oranje meekregen en de opstand tegen de Spaanse tirannie, zo beleeft men in de VS de nationale geschiedenis. Als Nederlanders zijn we dat geloof kwijtgeraakt, maar de gemiddelde Amerikaanse citizen is er trots op – en wil er zelfs (getuige de dagelijkse lijst met gesneuvelden, nu in Afghanistan) zijn leven voor geven.

Maar er is ook best nog een ander Philadelphia….

Lees verder

Springtime!

Uitgelicht

Witherspoon Street

En ineens was de lente er, onaangekondigd. En ongehoord vroeg en heftig, zodat zelfs de meest verstokte Republikein hier in global warming gaat geloven. Temperaturen in de high seventies, met ’s nacht niet lager dan de low fifties.

Dat was wennen trouwens, die temperaturen in Fahrenheit, in plaats van in Celcius. Maar als je weet dat je met 70 de korte broek aan kunt en het met 30 spekglad kan worden weet je eigenlijk genoeg – de rest is gevoel. Het was alleen schrikken toen ik in mijn koortsperiode een thermometer kocht en rond de 90 verhoging had. Ik heb het overleefd.

En goed ook. Sinds ik de antibiotica heb afgezworen, gaat het weer als vanouds. Ik vind het nu zelfs leuk om het eind naar de CTI weer bergop en –af te fietsen. Dat moet nu ook, want – zo is het in ons huwelijk verdeeld – “Djanèt” heeft de auto en ik de fiets. Je hebt nu eenmaal werkpaarden en luxe paarden.

Janet rijdt ermee naar de sportschool, of de shopping mall, en vaak zie ik de Ford ook voor staan bij mijn werk op het CTI omdat ze de stad in is naar de Public Library of iets anders aantrekkelijk-cultureels. Of gewoon een Café Latte pikt bij Small Worlds Cafee.

Was ik twee maanden verstoken van alle familie, sinds een week hebben we ook dochter Mirjan hier, voor tien dagen. Ook zij heeft zich een nieuwe identiteit aangemeten: Maria heet ze hier, naar haar doopnaam. Niet gek, we hadden het zelf ook bedacht. Mirjan heeft één passie: hard lopen. Welnu, nog met een jetlag in de benen schreef ze zich in voor de 5K(ilometer)van Princeton en, dankzij onze aanmoedigingen, finishte ze mooi net achter de kopgroep.

Princeton 5k Run

Ver voor de veredelde hondenuitlaters, die samen met hun viervoeters over de meet gingen, en een stukje achter de zeer snelle magere jongens. Ze zijn fanatiek hier, hoor. “Zet ‘m op” wordt hier door sommigen vervangen door: “Not fast enough! Not fast enough!” En, na de finish: “What happened to you????” Competitief volkje die Amerikanen.

Naast haar passie heeft onze Maria ook een missie: in tien dagen VS zo vaak mogelijk New York zien. Na één keer samen en famille nam ze al meerdere keren de Dinky (zo heet het treintje dat je naar het hoofdstation brengt) voor een dag in the Big Apple. En morgen, de dag voordat ze weer afreist naar huis gaat ze met Janet nog een keer.

Haar eerste keer zal ze niet licht vergeten. We wisten dat het St. Patrick Day was, en dat er een parade op 5th Avenue zou zijn, aan de rand van Central Park. Elke Amerikaan die maar een druppel Iers bloed in zich heeft, tooit zich dan in het groen, en reist af naar New York om daar – als hij jong is – bier te gaan hijsen in de Ierse pub. Het was niet echt een goede dag om New York te doen, merkten we al in de afgeladen trein, waar de massa zich leek op te maken voor een dagje keten. Een groene Koninginnedag, op weg naar New York Centraal. We vreesden de terugreis. Maar die viel reuze mee: uitgebluste jongeren, dat wel. Maar geen drank (meer), geen vernielingen. Doen we dan toch iets fout in Nederland?

De beste manier om New York te verkennen!

Terwijl de dames zich vermaken, doet de heer zijn werk. Ik ben ondertussen flink opgeschoten met mijn ouderenproject. Een boek schrijven in 5 maanden, dat was een beetje te ambitieus, dat zal niet lukken. Maar de fundamenten zijn wel gelegd.

Hard werken, daar op het CTI ...

Afgelopen week mocht ik mijn ideeën voorleggen aan de andere Members in Residence op het CTI, in een zgn. Colloquium. Uit de reacties kon ik opmaken dat ik een goed spoor te pakken heb. Kern van het verhaal: dat “we” een bloedhekel hebben aan ouderen en ouder worden. Dat komt waarschijnlijk omdat het ons doet denken aan onze eigen vergankelijkheid. Pas als we met ons eigen ouder worden goede maatjes worden, kunnen we het ook met dat van anderen. Het gebrek aan zorg voor kwetsbare ouderen is dus niet alleen een kwestie van geld en handen aan het bed. We hebben er van nature de pest aan. Die weerzin moeten we zien te overwinnen, door ook de afkeer van onze eigen aftakeling te boven zien te komen. Anders komen we de vergrijzing niet goed door met elkaar, oud en jong. We kunnen pas de oudere naaste liefhebben, als we ook van ons ouder wordende zelf houden. Het bijbelse liefdesgebod wist het al wel.

Ver gezocht? Of herken je het? Reacties zijn welkom!

Wel vreemd trouwens om beroepshalve nu constant met de herfst des levens bezig te zijn, terwijl het jonge leven hier van alle kanten uit zijn voegen barst. Maar ik geloof dat ik de zaken wel aardig kan scheiden…. Moest ik wel wat ouder voor worden.

Een wezen op vier benen

Uitgelicht

De vorige blog schreef ik toen ik dacht dat ziek zijn altijd maar even duurt…. Nou, het bleek iets langer. Weken lang heb ik op halve kracht mijn werk kunnen doen (‘s middags om drie uur ging het kaarsje helemaal uit voor de dag, en hing ik ‘s avonds futloos voor de open haard tot ik weer van mezelf naar bed mocht). Ik heb nog behoorlijk wat kunnen schrijven, vind ik, maar leuke dingen doen, daarna en daarnaast, dat zat er helaas niet in. Terwijl er zoveel te doen is, hier in Princeton…..
Een theater voorstelling in het MacCarter theatre, een concert in Anderson Hall, een tentoonstelling in het University Art Museum – ik weet het nu, omdat ik langzamerhand de schade aan het inhalen ben.
Dat komt vooral omdat ik nu een beter medicijn gekregen heb dan een dokter je ooit voor kan schrijven: mijn lieve Nettie (o sorry, ze wil hier Janette heten, spreek uit: Djanèt). Maandag kwam ze aan op Newark en kon ik haar in mijn armen sluiten.
Sindsdien is er in mijn mannenhuishouding veel veranderd: er staan nu verse tulpen op tafel, er brandt eens sfeervol kaarsje ’s avonds en het huis lééft nu. Het is er gezellig!


De sportschool was snel gevonden (met dezelfde release van bodybalance als thuis – dat is nog eens globalisering!), de shopping malls in de omgeving ook, downtown Princeton werd te voet verkend, en na een eerste keer flink in de auto verdwaald te zijn, is Djanèt nu helemaal thuis in Princeton. En na een potluck op vrijdagavond bij de buren (een Amerikaanse fuif noemden we dat vroeger: ieder neemt wat mee om te eten of te drinken) ook in de eigen buurt, waar de collega’s wonen.

Ach, een echtpaar is al snel een wezen op vier benen, schreef Belcampo ooit. Verbazend, hoe snel je na twee maanden weer bij en met elkaar thuis raakt. Zal ik hier voortaan nu maar ‘we’ gaan schrijven?
WE hebben nu de omgeving inmiddels flink verkend, het weekend door een mooie tocht te maken langs de westoever van de Delaware, in Pennsylvania, de buurstaat. Veel New Yorkers hebben er een idyllisch 2e huis.

Maar we hebben ook Trenton verkend, de hoofdstad van ‘onze’ staat New Jersey. Vergane industriële glorie. Met arme vervallen wijken, die ons bijna aan de townships op de Cape Flats in Zuid-Afrika deden denken, zo troosteloos – en (nog steeds) zwart. Met diepe gaten ook in de weg, die ons bijna een stel banden kostten. Maar daarna in New Jersey weer het golvende, welvarende farmer land, met eindeloze landerijen, graansilo’s en witte tuinhekken. En dan tot slot van de dag een mega pizza bij de Italiaan, waar je de resterende slices ongevraagd in een box mee naar huis krijgt.
WE hebben het maar goed, WE blijven nog even.

Twee afspraakjes

Uitgelicht

Het heeft even geduurd, voor er weer een update kwam, maar het heeft een reden. Of beter gezegd: twee. De weekenden waren nogal druk bezet. Het vorige met New York, het laatste met ziek zijn. Laat ik beginnen met het eerste. Ik had een afspraakje met Sonya Kobes voor een weekendje New York. Sonya is Nettie’s nichtje (nou ja, nichtje – ook van onze leeftijd) uit Hartford, Connecticut, zo’n drie uurtjes van New York.
Hoe zij daar terecht komt? Dan moeten we terug naar het dorpse Vriezenveen, geboortegrond van Nettie en mij. De emigratiekoorts die duizenden Nederlanders in de jaren vijftig naar Australië en Canada bracht, overviel ook (groot)vader Fedde Moesker, boer in hart en nieren. Voor hem werd Nederland te klein en regelzuchtig. Met zijn vijf dochters (waaronder mijn schoonmoeder) en twee zonen kwam hij, zelf al in de vijftig, naar Canada, waar hij een boerderij ging exploiteren.

Lees verder

Kan er uit Nazareth iets goeds komen?

Uitgelicht

Lang heb ik er als over nagedacht, zal ik mijn gitaar meenemen, of zal ik… Want gitaren naar de VS brengen, is een beetje water naar de zee dragen. De mooiste en beste gitaren worden daar gemaakt. De Taylors, Martins, Gibsons, Guilds – ze komen allemaal van Amerikaanse bodem. Onder gitaristen is het daarom een uitgemaakte zaak: als je in de gelegenheid bent om in de VS een gitaar te kopen en hem zonder al te veel problemen door de douane te loodsen, dan doe je je zelf zwaar tekort als je het niet doet. Al maanden van te voren ging ik dus op digitaal vooronderzoek uit, en struinde het web af op goeie gitaarshops in de regio New York, hun aanbod en de prijzen. En nam niks mee…. Lees verder

Snoepwinkel

Uitgelicht

De eerste echte werkweek hier. Had ik de eerste dagen leegtevrees, nu overvalt me soms een soort intellectuele dronkenschap. Of, iets kinderlijker, het gevoel in een snoepwinkel te werken, waar je naar hartelust mag nemen wat je wilt.  Het is oriëntatietijd: uitzoeken in welke richting je wilt werken, welke structuur je geeft aan ‘het boek’ en welke vragen je wel en welke niet (en dat zijn de meeste….) kunt beantwoorden.

Je hebt maar vijf maanden  – de eerste is verdorie al bijna om – , dus wat je kunt doen is beperkt. Maar dan toch: wat kun je hier veel doen! Geen vergaderingen, colleges, lezingen – helemaal vrijgesteld om onderzoek te doen.  Ik heb het nog nooit zó ervaren, altijd was er wel een andere klus die je ernaast moest doen. In de stilte op mijn study stormt het daarom van binnen.

En dan dat Luilekkerland: bibliotheken binnen handbereik, waar je naar hartelust kunt grasduinen.  Electronische databases, vrijelijk toegankelijk. Heerlijk. De Luce bibliotheek, van het Princeton Theological Seminary (PTS), wordt momenteel verbouwd en flink uitgebreid.  Het is dus soms wat behelpen. Lees verder

Sound Over All Waters (M.L. King)

Uitgelicht

Zondagmorgen naar de kerk. de Universiteitskapel. Een kapel….

Nu ja, een immense kathedraal op de Campus. Een half-hoogkerkelijke United Church liturgie, opgeluisterd met een strak gedirigeerd koor. Dit hele weekend is uitgeroepen tot een nationale Martin Luther King herdenking, inclusief de vrije maandag. Een jaarlijks evenement. De kerkdienst stond helemaal in het teken van zijn strijd voor gelijke burgerrechten.

De preek werd gehouden door Janet Wolf, een strijdbare dame uit Nashville, Tenessee, een soort vrouwelijke Stanley Hauerwas, inclusief zijn knauwende, en voor mij vaak onverstaanbare Texaanse accent. Maar dan in zijn militante periode. Ik werd niet gesticht. Maar dan de muziek…

‘The dark night is ending and dawn has begun.’ Het lied Sound Over All Waters werd in 1994 door Paul Halley geschreven, en opgedragen aan de weduwe van Martin Luther King, Jr. om haar standvastigheid in de hoop.

De solo werd gezongen door Kemi Adegoroye. Het lied ontroerde me. Daar kan geen preek tegenop.

De helm!

Uitgelicht

Zo, de eerste week Princeton zit erop. Hij is bijna helemaal opgegaan met het me installeren, op het CTI en ‘thuis’.  Thuis lag een hele stapel documentatie, waarin de gedetailleerde huurovereenkomst,  info over de kabeltv (die ik nog niet heb),  de vuilnis (dinsdag vóór 7 uur aan de straat!), en een instructie hoe de open haard – op gas weliswaar – werkt. Maar hoe de wasmachine – een monsterlijke bovenlader, die me aan de tobbe van mijn moeder deed denken – en droger, het koffieapparaat, de verwarming  enzovoort functioneren, dat heb ik proefondervinderlijk allemaal uit moeten vinden.  Bij iemand die zoals ik ‘chronisch dyspractisch’ is (dat zeggen althans mijn kinderen), duurt dat lang en gaat er wel eens wat mis…

Welnu, de haard snort nu in elk geval tevreden, terwijl ik me met de New York Times ervoor heb genesteld hebt.  Voelt inderdaad al aardig vertrouwd….

Elke ochtend nu op fiets naar Luce Hall Office, waar mij een riant kantoor is toegemeten, op een gang met al even studieuze ‘members in residence’. Alles wordt door het CTI in het werk gesteld om je als onderzoeker optimaal te laten  doen waarvoor je door hen uitgenodigd bent: (hard!) studeren, aan een (goed!) boek schrijven.  Zelfs aan de automatische potloodslijper op de gang is daarom gedacht.

Een mooie study dus. Maar de eerste dagen zó stil en zó leeg dat het me overviel. Horror vacui, leegtevrees. Ik had er last van. Hier moet het (ja maar wat? en hoe precies?) dan toch gebeuren…. Lees verder